Het Baltsen en broeden
De baltsroep
De baltsroep, die uit een luid gekrijs bestaat, is het meest indrukwekkende geluid dat het mannetje in de vlucht laat horen. Het is de eigenlijke zang van de Kerkuil.
De baltsroep is op honderden meters hoorbaar. Het mannetje laat zo duidelijk horen dat hij aanwezig is en een territorium bezit. Ongepaarde mannetjes roepen zeer frequent gedurende lange tijd.
Tijdens de balts vliegen mannetje en vrouwtje
met grote snelheid achter elkaar hierbij klappen zij veelvuldig en hard met hun vleugels. In deze fase is de band nog pril te noemen. Komt het mannetje te dichtbij, dan volgt een fel snavelgevecht.
Het mannetje heeft op dit moment al een nestplaats gekozen, en lokt de partner daar naartoe met een onthoofde muis!
Op de nestplaats zélf liggen dan al een tal van Prooien muizen, mussen maar soms ook kikkers dit is een soort zoenoffer voor het vrouwtje. Geleidelijk krijgen beide kerkuilen een band met elkaar en volgt verzoening wat word opgevolgd door een snorrend duet en kroelpatij waarmee zij hun band bezegelen.
De Eieren en jongen
De eieren zijn iets ovaal en dofwit. Voor het leggen van het eerste ei blaast het wijfje veelvuldig, het mannetje beandwoord dit bedelgedrag door haar nu van eten te voorzien en voor haar te zorgen. Het vrouwtje legt met tussenpozen van 2 tot 4 dagen haar eieren, gemiddeld 4 tot 7 totaal, en begint meteen na het eerste ei te broeden.
Na ongeveer 4 weken ziet het eerste uilskuiken het levenslicht. De oogjes blijven nog ongeveer 10 dagen gesloten. De jongen communiceren met hun moeder doormiddel van piepende en blasende geluidjes.
Piepen en Blazen
Blazen is het karakteristieke geluid van de jongen. Zodra de zon is ondergegaan, produceren de jongen het monotome geluid in nestkasten of nestplaats. Behalve de jongen blaast het wijfje ook regelmatig het is de contactroep met de jongen. Zij op haar beurt maakt een klokkend geluid vóórdat ze kleine stukjes vlees aan haar jong voert.
Na ongeveer twee weken maakt de eerste witte donslaag plaats voor een tweede, die gelig wit van kleur is. In de derde week zijn de jongen in staat kleine prooien, zoals spitsmuizen,
geheel naar binnen te werken. Pas op de twintigste dag kijkt de jonge kerkuil met geheel open ogen de wereld in. De kop wordt nu gesierd met de zo kenmerkende, hartvormige sluier. Het wijfje is ’s nachts niet meer op het nest te vinden en jaagt nu samen met het mannetje.
Rond de zesde week maakt het dons achter de kop plaats voor veren.
Film Kerkuil